In deze tijd van het ‘bashen’ van het hoger onderwijs en onderzoek wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd. Na InHolland, Tilburg, HvA en Windesheim lijkt nu ook de VU aan de beurt. De reden: een docent van de afdeling politicologie van de faculteit Sociale Wetenschappen heeft in een radiointerview met BNR nieuwsradio een beschouwing gegeven over de dagelijkse praktijk van docenten en opleidingen. Hij zei niets nieuws. Hij herhaalde hetgeen al jaren wordt geroepen in het hoger onderwijs, namelijk dat het huidige financieringssysteem perverse prikkels geeft. Als je financiering per afgestudeerde student ontvangt is de druk groot om studenten zo snel mogelijk door een opleiding heen te loodsen. Een relatief eenvoudige manier om dat te doen is door de toetsen die studenten moeten afleggen ‘relatief gemakkelijker’ te maken. De docent laat duidelijk merken dat het docentencorps dergelijke suggesties (als ze al gedaan worden) met afkeuring ontvangt en naast zich neerlegt (dat is mijn ervaring op de VU). De suggestie treft docenten namelijk in het hart – het ‘niveau’ van hun vak.
De uitspraak van deze docent is aanleiding voor Jasper van Dijk van de SP (toevallig ook een politicoloog!) om kamervragen te gaan stellen. In zijn betoog voor BNR geeft Jasper van Dijk aan dat het allemaal wel verschrikkelijk is en heel erg en dat het niveau niet meer gegarandeerd kan worden. Gelukkig zet hij een stap extra een geeft aan dat dit in principe niet de ‘fout’ is van de instellingen voor hoger onderwijs of de docent, maar simpelweg een te verwachten effect is van deze vorm van ‘outputfinanciering’.
Interessant is verder hoe de interviewer en de geïnterviewden omgaan met de termen ‘relatief gemakkelijker’ of ‘simpeler’.
De BNR interviewer vertaalt ‘versimpelen’ direct naar ‘doe maar wat minder papers en doe maar wat simpelers’. Blijkbaar is het zo dat in de ogen van de media (of de gemiddelde luisteraar van BNR?) papers minder ‘simpel’ zijn dan tentamens an sich. Onzin natuurlijk. Je kan elke toets (en ook een paper is een toets) zo gemakkelijk of moeilijk maken als je zelf wilt op basis van het stellen van de zak/slaaggrens. Wel kan je zeggen dat bij verschillende toetsvormen andere kennis en vaardigheden worden bevraagd. Daarbij blijkt overigens uit onderzoek dat de beantwoordingsvorm van toetsen er op zich niet zoveel toe doet. Van belang is vooral de aard van het probleem of vraagstuk dat wordt voorgelegd; dat bepaalt grotendeels de cognitieve activiteiten die de student gaat vertonen. Dit overigens weer los van het feit dat HBO en WO studenten een adequate scriptie moeten kunnen schrijven (wat je ook moet leren en toetsen).
De docent van de VU had al een betere aanduiding van ‘simpel’, namelijk ‘relatief gemakkelijker’ tentamens. Heel mooi is de toevoeging van het woord ‘relatief’ omdat alles in het onderwijs – en zeker toetsing – relatief is. Tentamens zijn instrumenten om studenten op een schaal van beheersinggraad te ordenen. Nadat dat gedaan is, is het aan de docent of opleiding om te bepalen waar de grens voldoende/onvoldoende wordt getrokken. En eigenlijk zou die grens bij voorkeur al vooraf bekend moeten zijn. In de praktijk en uit onderzoek blijkt, dat het zeer moeilijk is om in te schatten van de moeilijkheidsgraad van een vraag is (welk percentage van de studenten heeft het antwoord correct op een vraag). Docenten schatten de vaardigheid van studenten vaak te hoog in, maar docenten zijn het vaak onderling ook niet eens over de moeilijkheidsgraad van een vraag.
Er zijn echter geen vaste regels voor het leggen van de zak/slaaggrens. Er zijn goed beschreven methodes waarbij het vooral van belang is om ook het gezonde verstand te blijven gebruiken. Gaat het om het kunnen beheersen van bepaalde stof of vaardigheden gerelateerd aan bijvoorbeeld het beroep (leidend tot criterion referenced testing met een absolute cesuur of misschien zelfs mastery learning) of gaat het om een bepaalde beheersing ten opzichte van de andere studenten (leidend tot norm-referenced testing). En de invloed van de kwaliteit van het gegeven onderwijs en mogelijkheden tot een goede voorbereiding op een tentamen spelen ook een grote rol. Laten we vooropstellen dat er niet zoiets bestaat als een absolute waarde voor zakken of slagen, laat staan een absoluut niveau. Er kan dan ook m.i. niets ‘gegarandeerd’ worden, tenzij het is ten opzicht van bepaalde duidelijk gestelde eisen en gewenste beheersingsgraad. Aan de duidelijke criteria ontbreekt het nogal vaak.
Illustratief hiervoor is een interview met een student van de opleiding Journalistiek van Windesheim die zijn diploma niet krijgt. Deze student behaalde een cijfer 7 op zijn scriptie. Stel nu dat het ‘niveau’ te laag was en dat de opleiding besloot om de zak/slaaggrens met 1 punt te verhogen. Dan heeft deze student een 6 op zijn scriptie en dan is hij naar goed Nederlands gebruik alsnog geslaagd! Maar ja, misschien moet de zak/slaaggrens met 2 punten omhoog. Is deze student dan inderdaad terecht gezakt? Of is het zo dat in het beoordelingsschema van de scriptie een aantal absolute eisen worden gesteld die zondermeer ‘voldoende’ moesten scoren om het werk als geheel als voldoende te kunnen aanmerken? Scoorde de student daar in onvoldoende mate op? En zou de student dus sowieso niet kunnen slagen? We weten het niet.
Tot slot geldt voor het ‘garanderen’, dat het aspect van de betrouwbaarheid van beoordeling in de media nooit aan de orde is. Geeft een toets bij herhaalde afname weer eenzelfde uitslag? Is de score op een toets niet te sterk afhankelijk van het toeval? Of de beoordelaar? Juist in het Hoger Onderwijs is de betrouwbaarheid van toetsen een ondergeschoven kindje. Een onbetrouwbare toets kan leiden tot relatief veel ten onrechte gezakte, maar ook ten onrechte geslaagde studenten. Aandacht voor dat aspect is ook van belang. Juist daarover zou het gesprek van een opleidingsmanaget met docenten moeten gaan.
Om het ‘niveau’ van de afgestudeerden in het hoger onderwijs te ‘garanderen’ is meer nodig dan alleen op basis van incidenten van alles te gaan beweren in de media en de kamer. Zeker, de ‘perverse financieringsprikkel’ moet wat mij betreft nog liever gisteren dan vandaag worden afgeschaft. Maar tegelijkertijd moet de kennis en kunde rondom toetsing en toetsbeleid op een hoger plan worden gebracht en zullen goed onderbouwde methoden van toetsen en beoordelen breed moeten worden doorgevoerd in het hoger onderwijs.